Er ontvouwt zich nu een nieuw tijdperk, het Antropoceen. We kunnen wat betreft de kenmerken van veranderende tijdperken de metafoor van de rivier toepassen. De rivier bestaat uit een bedding en het stromen.

Het Holoceen toonde zich door het stromen, waarbij de bedding relatief gezien op zijn plaats bleef. Het was redelijk stabiel wat betreft de klimaatachtergrond. In het Antropoceen verandert de verandering van het stromen de bedding, door overschrijding van de planetaire grenzen. We schieten (onszelf) uit de Holocene marges van leefbaarheid en komen in andere marges terecht. Die nieuwe marges zullen vast ook wel weer nieuwe leefbaarheid mogelijk maken.