Moraliteit

Gepubliceerd op 12 februari 2025 om 12:10

De filosoof A.N. Whitehead (1861 - 1947) morrelt met zijn filosofie aan de idee dat morele wetten onveranderlijk zijn. Wat hij verwerpt is dat men een tijdloze uitdrukking van morele verplichting zou kunnen bereiken. De omgeving en de omstandigheden veranderen, en als men denkt verder te kunnen gaan dan de omgeving waar de moraal op betrekking heeft, wordt een morele code niets meer dan een “loze verklaring van abstracte irrelevanties” ( MT 13).

Uiteindelijk is het probleem met het idee van absolute morele codes dat ze een statische opvatting van de realiteit veronderstellen. Als de realiteit statisch was, zou het in principe mogelijk zijn om een ​​morele code te formuleren die beschrijft hoe men altijd zou moeten handelen. Echter, in het licht van onze dynamische, veranderlijke kosmos is zo'n statische formulering niet beschikbaar.

Op deze manier zijn morele wetten analoog aan natuurwetten. Morele en natuurwetten zijn daarom geen tijdloze uitdrukkingen van absolute waarheden. Wanneer een tijdperk een tijdlang min of meer stabiel is, zoals het Holoceen dat was, dan kan er ook een tijdelijk-stabiele moraliteit verschijnen. De toegenomen verfijning van recht en orde zijn bijvoorbeeld cruciaal voor het functioneren van complexe menselijke gemeenschappen.

Wanneer die stabiliteit onder druk komt te staan, zoals nu in deze fase van het Antropoceen het geval is, dan zullen we, als de huidige trends zich voortzetten, uiteindelijk terugvallen naar ‘lagere niveaus’. Instinctmatigheid zal het overnemen van rationaliteit.

De natuurlijke Zelforganisatie kan destructiviteit voor zichzelf niet toelaten. Het moet noodzakelijk streven naar evenwicht, ofwel harmonie. Dat overstijgt de menselijke culturele en morele waarden; die zijn niet persé noodzakelijk.

Whitehead stelt dat de Natuur gericht is op het bereiken van een ideale balans tussen harmonie , wat de grootst mogelijke verscheidenheid aan details met effectief contrast betreft, en intensiteit , wat de relatieve omvang of diepte van de bereikte contrasten betreft. We kunnen ons dit voorstellen met hoe hogedruk- en lagedrukgebieden onderling op elkaar inwerken.

Als we een dergelijke natuur-inherente noodzakelijke moraliteit beschouwen als een proces dat continu is met de creatieve vooruitgang van het universum als geheel, dan betekent een dergelijke moraliteit zowel heil als onheil voor de organismen. Gunstige leefomstandigheden kunnen veranderen in ongunstige, en andersom. Dat wat haalbaar is voor dit natuurlijke streven, is niet per definitie in overeenstemming met de waargenomen behoeften van bijvoorbeeld mensen.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb