Een opmerkelijke wijsbegeerte die betrokken kan worden op Antropocene ontwikkelingen is die van de Nederlandse filosoof Dooyweerd. (zie ook het item 'Dooyeweerd'.)

Wat onze menselijke volle concrete aspectuele werkelijkheid betreft heeft Dooyeweerd met zijn wijsbegeerte elk aspect van ons menselijke zijnswijze hun relatieve en gerelateerde plaats gegeven. D kwam tot 15 wezenlijke zijnsaspecten die grofweg te onderscheiden (niet te scheiden) zijn in natuur- en cultuuraspecten of sferen. (zie ook hier weer de overeenkomst met hedendaagse filosofen over de toenemende verstrengeling van de natuur- en cultuursferen.) We kunnen geen enkel aspect verheffen of verabsoluteren boven de andere uit. Als we dat al doen trappen we volgens D in de reductionistische val, en dat is vaak gedaan in de geschiedenis van de -ismen. 

D geeft echter niet voor niets een volgorde. Die begint niet bij het logisch- analytische aspect (de ratio, de rede; het aspect dat sinds Descartes en de Verlichting nogal op de voorgrond is getreden en nog steeds), en dat is denk ik op 2 manieren wel in te zien. De eerste manier is de evolutionaire blik: het fysische aspect gaat vooraf aan het biotische en die gaan beide in hun functioneren weer vooraf aan alle cultuuraspecten waaronder het analytische. De tweede manier is: de persoon was er eerst, in zijn existentie van de naïeve gevoelde ervaring. Pas later kwam daar het denken, de ratio, de rede bovenop. Ik benoem dit hier in de verleden tijd, maar het geldt natuurlijk ook, of juist, actueel. Het denken kan alleen maar plaatsvinden met als grondvoorwaarde dat de mens existeert in de betekenis van volle concrete ervaringswerkelijkheid.

Dat betekent dat niet alleen het wetenschappelijke, maar ook het filosofische hun gerelateerde en uiterst beperkte plaats hebben in de volle concrete aspectuele werkelijkheid.

Het pystische aspect (geloofsaspect in ruime zin: overtuiging) komt als laatste en dat is ook wel weer logisch, zowel via die evolutionaire als via de individuele weg. De mens wordt uiteindelijk, boven de andere dieren uit (evolutionair gezien), en nadat hij in een bepaalde levensfase verkeert (als individu), geconfronteerd met laatste ultieme vragen en kwesties. Uiteindelijk stuit hij op een mysterie, en dan komt onontkoombaar (zegt D en ik denk dat we hem daarin wel kunnen volgen) een geloofsact of overtuiging om de hoek kijken. Hetgeen juist de wetenschap en de ratio weer relateert. Bovendien: de wetenschap werkt via de methode van abstractie, de wetenschapper abstraheert, en zo doet ook de filosofie.

Bij D is de cirkel vervolgens rond omdat dat pystische functioneren, als laatste aspect, betrekking heeft op de grens van onze ervaringshorizon: we kunnen niet alles weten, er blijft iets van niet te achterhalen mysterie, omdat wij in eerste instantie 'in het Leven zijn geworpen', van waaruit de 'uitgangen des levens', ofwel de modale aspecten kunnen functioneren. Die grens wordt (bij D) bepaald door wat hij noemt: ‘Oorsprong’, ‘Bron’, van de actuele ervaringswerkelijkheid. (een bepaalde tekst vrij vertaalt: “in eerste instantie is er ‘Oorsprong’ en die ‘Oorsprong’ kunnen we goddelijk noemen want we kunnen er niet bij en zou eigenlijk onbenoemd moeten blijven: JWH, de Ene, TAO.”)

De mens wordt conti-nu geplaatst (dus ‘vanuit’ Onnoembare, TAO, Ene) in de tijdelijke schepping die actuele Werkingskracht is. Laten we het woordje God asjeblieft maar buiten beschouwing laten - roept teveel verwarring op. ‘God’ is niet te bewijzen, en we kunnen best wel spreken van het goddelijke of heilige als ‘datgene’ of ‘die onnoembare kracht’ of TAO of Ene waaruit (pas) de  veelheid van de ervaringswerkelijkheid kan verschijnen.

Kortom: wanneer we het over de volle concrete ervaringswerkelijkheid hebben, dan heeft D het over Betekenis (meer of minder Shalomwerking) en het aspectuele functioneren van onze multifunctionele zijnswijze. In dat licht kunnen we reflecteren en beschouwen op de in mijn ogen best wel doemdrastische verandering die nu gaande is en die we hier onder de noemer 'Antropoceen' plaatsen als een soort van kapstok om ook 'beschouwende haakjes' aan te kunnen hangen.

We kunnen best wel concluderen, of aannemelijk maken, dat het Holoceen veel mogelijk heeft gemaakt. Met natuurlijke  groeiwetmatigheden richting overshoot bij gebrek aan eerdere afdoende feedback. Het eerdere maakte het erop volgende mogelijk, waardoor een rijkere werkelijkheid ontstond wat betreft de ontwikkeling en verfijning van de cultuuraspecten. En juist die rijkdom komt nu meer en meer onder druk komt te staan.

Dat kunnen we best wel een onheilsrichting noemen. Het logisch-analytische aspect, dus ook wetenschappelijke hypotheses die onder empirische rationele bewijsstructuur vallen, kunnen we daaraan relateren en dus ook relativeren wanneer iemand vraagt: "waar is je empirische bewijs?" en "wat zijn je argumenten?" en "hoe kan je dat weten?" (hetgeen nogal eens voorkomt in debatten, met name met wetenschappelijk georiënteerden.)

Aannames in het analytische aspect, ook over het Antropoceen, over klimaat- en ecoverandering, met hun existentiële betekenis, zijn dus in de wijsbegeerte van Dooyeweerd van een geheel andere aard dan 'aannames' (of eigenlijk overtuigingen) in het pystische aspect.

Maak jouw eigen website met JouwWeb