Het gedachtengoed van Plessner, die momenteel weer opgang maakt i.v.m. het denken over Antropoceen, gaf halverwege de vorige eeuw een wijsgerige antropologie en sociologie die nu behulpzaam kan zijn. De mens deelt met andere dieren een centrische organisatie, maar kent ooks wat P noemt een excentrische positionaliteit: hij leeft net als (andere) dieren vanuit zijn centrum, maar staat daar tegelijkertijd buiten. Door deze afstand kan hij zichzelf, maar ook andere levende en nietlevende dingen objectiveren. Waar de plant leeft en het dier zijn leven leeft en beleeft, daar leeft en beleeft de mens zijn leven niet alleen, maar beleeft hij ook nog zijn beleven. Hierdoor kent de mens een zekere handelingsvrijheid, maar hij blijft “ondanks deze vrijheid gebonden aan een bestaan dat hem remt en waarmee hij moet vechten”.
Omdat de mens door zijn excentrische levensvorm anders dan het dier niet volkomen samenvalt met zichzelf, is de mens volgens P “constitutief thuisloos” en dient zich daarom een ‘thuis’ te scheppen. Dat betekent dat de mens kunstmatig van nature is. Waaruit volgt dat de mens dus ook dissipatief van nature is, zijn omgeving verbruikend. Een dissipatief systeem is hierdoor niet in evenwicht.
Maak jouw eigen website met JouwWeb